Column: ‘De zon in het water’ door Ds. Willemien Lammers
Soms denk ik: we worden met elkaar een zurig landje. Benepen, bekrompen, kleinzielig. Het zijn sombere momenten waarop ik dat denk, dat begrijpt u. Maar waar is de sfeer uit de eerste tijd van de corona-crisis gebleven? Nog maar zes maanden geleden was het één en al saamhorigheid en samen staan we sterk en respect voor iedereen. Maar nu? Het lijkt wel of iedereen boos is. En afgunstig. Er is niet veel voor nodig om al die korte lontjes te laten ontbranden.
Neem nou de vakantietrip van de koning en zijn gezin. Natuurlijk was dat een beetje dom. Maar strikt gesproken deed hij niets verkeerd. Ik ken genoeg mensen die er in oktober toch nog even op uit gegaan zijn. Vaak mensen die hard gewerkt hebben, of een moeilijke tijd achter de rug hebben. Mensen die er goed over hebben nagedacht hoe ze dat veilig konden doen. En waarom zou je ze dat niet gunnen? Maar Nederland stond collectief op de achterste benen. Afgunst. Zuur. “Als ik niet op vakantie kan, dan mag een ander dat ook niet!”
Het is allemaal ego. We doen dan wel erg alsof we in gelijkwaardigheid geloven, maar stiekem vinden we onszelf een beetje beter dan de rest van de wereld. Wíj́ doen het goed. En wij krijgen niet wat we verdienen. We krijgen niet de erkenning, of het salaris, of het mooie huis, of die ene vakantietrip. En een ander wel. En dat vinden we gemeen. Afgunst is lelijk, hoor.
Want als je er nuchter over nadenkt, zou je dan echt met een ander willen ruilen? Niet alleen de mooie buitenkant, dat ene reisje of dat goede inkomen, maar heel het leven van die ander? Achter de mooie plaatjes zit vaak een heel verhaal. Zou je de verantwoordelijkheid willen die een ander draagt? Of de uren willen werken die een ander werkt? Of de sores in de familie?
“Als ik dit of dat niet kan hebben, dan gun ik het een ander ook niet.” Zurig. Benepen. Kleinzielig. “Het es den meneghen zeere ghepijnt, dat de sonne int water schijnt” Dat zeiden ze in de zestiende eeuw al in Nederland. Het is geen nieuw verschijnsel. De zon niet in het water kunnen zien schijnen. Verblind raken door de schittering van de zon op het water, door de schittering van de uiterlijke schijn van het leven van een ander. En zo doen we onszelf tekort. Zijn we niet een land van water en wind en soms ook zon? Is het niet prachtig als de zon schijnt, ook al is het op het water? Waarom zou je een ander niet wat gunnen?
In het AD schreef Thijs Launspach over het verschijnsel dat we allemaal wel eens een corona-foutje maken, maar dat we ons vooral opwinden over wat ánderen verkeerd doen. Zijn conclusie? “Een crisis bezweer je met regels, maar ook met verdraagzaamheid, begrip en vergevings-gezindheid.” Laat ik het daar als dominee nou helemaal mee eens zijn. Zonder verdraagzaamheid en begrip komen we nergens.
Willemien Lammers.