Column: ‘Vroom en vrij’ door Ds. Willemien Lammers
Komende zondag klinkt bij ons in de kerk, aan het einde van de kerkdienst, het Wilhelmus. Niet dat we daarna met een sportwedstrijd beginnen. En evenmin omdat de koning bij ons in de kerk zou zijn. Maar omdat we dat elk jaar doen, zo ergens rond koningsdag, en rond 4 en 5 mei. Het hangt er een beetje vanaf welke zondag het best past, zo rond die dagen. En dit jaar is het komende zondag.
Nou is het niet zo dat wij als kerk collectief zo nationalistisch zijn. En ik denk dat echt iedere politieke overtuiging wel in onze kerk te vinden is. De keuze voor het Wilhelmus is dan ook geen politieke of nationalistische keuze. We zingen het lied omdat het bij onze identiteit hoort – maar vooral ook omdat het een door en door christelijk lied is.
Als je de tekst van het Wilhelmus leest, dan valt dat wel op. De ik-persoon die in het lied sprekend opgevoerd wordt, staat in tweestrijd. Enerzijds wil hij het bevoegd gezag, de Spaanse koning, respecteren. Anderzijds is er in de lage landen sprake van tirannie. Deze tirannie werd uitgeoefend door de hertog van Alva, die namens de Spaanse koning het bewind voerde. Alva had al twee edelen ter dood veroordeeld en Willem van Nassau was ternauwernood ontsnapt. Als het lied geschreven wordt, dreigt er een opstand en een oorlog. Het is dan begin 1570.
Willem wordt opgevoerd als een gelovig mens. En juist daarom, omdat hij vroom is, kan hij niet zomaar over zijn kant laten gaan wat er gebeurt. Dat maakt hem niet alleen vroom. In zijn gehoorzaamheid aan God is hij vrij: omdat hij gelooft in een hogere macht, kan hij de macht van aardse heren relativeren. Het is een oude bijna anarchistische gedachte in het geloof. Voor God is iedereen belangrijk: of je nu schoenlapper bent of kroonprins, dat maakt niet uit. En iedereen krijgt van God de taak om op zijn of haar plaats in het leven zo mogelijk het goede te doen. Maakt niet uit wie je bent: je kunt altijd een positieve bijdrage leveren. Blinde gehoorzaamheid aan aardse machthebbers bestaat niet, wanneer je gelooft in God. Dat maakt dat je geweten vrij is.
Overigens: voor kenners van de zestiende eeuw zit er nóg iets unieks in dit lied. Er wordt wel gesproken over geloof, maar niet over wélk geloof. In de context van de zestiende eeuw, toen godsdienstige oorlogen schering en inslag waren, is dit echt bijzonder te noemen. Het ging er toen hard aan toe: kerk tegen kerk, geloof tegen geloof. Maar voor Willem, en voor de dichters van het lied, was de inhoud van het geloof belangrijker dan de naam van de kerk waar je bij hoorde. Ook dat was ongekend vrijheidslievend.
Voor mensen die denken dat gelovig leven van regeltjes aan elkaar hangt, komt dit wel eens als een schok. Maar luister maar eens naar het zesde couplet van het Wilhelmus. Vroomheid en vrijheid gaan hand in hand. Sterker nog: juist vroomheid maakt een mens vrij.
Willemien Lammers