En ons altijd weer boeit door Peter C. Meijer: ‘Duistere praktijken’ (220)
Boven op het dak van onze overburen verzamelen zich vanaf half maart een vijftal Spreeuwen. Vorig jaar had ik dit ook en gezien en later vond ik aan de Penhoorn een Spreeuw die onder de pannen vandaan vloog en kennelijk een nest had. Dit betrof de eerste waarneming van het mogelijk broeden in de Schelpenwijk. Het waarnemen van Spreeuwen op het dak aan de overkant kon ik zo wel verklaren. Ze zijn op zoek naar een ‘woning’. Eind maart dit jaar zag ik twee Spreeuwen regelmatig samen. Af en toe was er paargedrag. Eén van de twee ging steeds weer naar de dakgoot en dan zag ik niet meer wat er gebeurde.
Uit het gedrag van de Huismussen die onder deze dakpannen al enkele jaren nestelen leidt ik af de Spreeuwen hier hun nestplek afpakten. Naarmate de maand april vorderde bleek mij dit steeds duidelijker. Het groepje Huismussen moest steeds vaker naar de andere kant van het huizencomplex.
Als je geen rechten hebt op een eigen plek in de natuur dan is er ook niemand die je wil helpen. Ik zou dat wel willen doen, maar er kan geen schuilhut of camera op het belendende perceel gezet worden. Ik heb het ook maar niet gevraagd aan de bewoners. Toch blijf ik nieuwsgierig. Half april zie ik steeds twee spreeuwen. Soms een met voer of met een veer of takje. Er is duidelijk sprake van nestelen.
Daar zit ik dan met mijn rechtvaardigheid gevoel. De mussen waren er eerst en de Spreeuwen zijn krakers en hoe begrijpelijk ook, je pikt niet zomaar een anders huis in. Nu maar opletten of er jongen komen. Ik zal het u melden.