En ons altijd weer boeit door Peter C. Meijer: ‘Toen begon het echt’ (250)
Zestig jaar geleden op 27 oktober 1964 ging ik naar de Bosbaan in Amsterdam. Daar startte ’s morgens een excursie onder leiding van de heer A.N. Swart. In de grote vakantie van dat jaar had ik gewerkt en van het verdiende geld een kijker (7×50) gekocht. Aan de Kweekschool Magister Vocat (De Meester roept) volgde ik de opleiding tot onderwijzer. In het biologie lokaal stond een kast met wel honderd opgezette vogels. Theowald van Leeuwen, biologieleraar, vertelde dat al die vogels in Nederland te zien waren. Dat wekte mijn nieuwsgierigheid. Het advies was dat ik lid moest worden van de Vogelwerkgroep Amsterdamse Bos en met gidsen mee moest gaan om de vogels te leren herkennen.
Zo begon mijn ‘loopbaan’ als vogelaar. Het eerste dat ik leerde waren de geluiden te onderscheiden en herkennen van de Winterkoning, de Heggenmus en de Roodborst. Het duurde uiteraard even voordat ik de zang van deze soorten echt zelfstandig kon herkennen. Tot augustus 1976 was ik elke week op zaterdag op pad om vogels te zien en inventariseren. In mijn dagboek noteerde ik wat er op een tocht te zien was. Mijn leermeester Swart had mij vanaf het begin geadviseerd dat voor elke excursie te doen. Daardoor kon ik ook zelf zien hoe het met de vogelstand gaat. De gebieden rondom Amsterdam hadden onze grote interesse. Waterland, Marken in het noorden en het Gooi rondom Huizen in het zuiden. Af en toe kon ik mee met Swart om een zeldzame soort te zien. Ook die telde ik in mijn dagboek. Dat waren mooie tochten. Vanaf 1976 startte ik als leraar biologie, Engels, Godsdienst en Wereldoriëntatie aan de Ariëns Mavo en Moedermavo. Dat is weer een heel ander verhaal.
De foto is gemaakt op Gritviken toen ik deelnam aan een reis naar Antarctica (2007). Hier sta ik bij het graf van Ernest Shackleton, de Poolreiziger. Het is traditie een scheut whisky over zijn graf te gooien. Mijn interesse werd onder andere gewekt door de broedende Knobbelzwaan op haar nest in de Diemerpolder (1960).