Ingezonden brief: ‘Raad HK mag bestemmingsplan gewoon afkeuren’ door Jan Meijles
“Ik zou niet weten waarom een juridische onderbouwing van een afwijzing van een bestemmingsplan
noodzakelijk is” zo merkt hoogleraar bestuurskunde aan de Radboud Universiteit prof. Dr. M.S. De Vries op. Dat
staat in een advies van hem aan de werkgroep Red de Wieringermeer. Die heeft hem er om gevraagd omdat
B&W van Hollands Kroon in hun voorstel voor uitbreiding van Agriport met deelgebied B1, aangaf dat het
moeilijk zou zijn om het voorstel op ruimtelijke gronden af te wijzen.
De werkgroep was over mogelijke afwijzing in discussie met de betrokken wethouders van Hollands Kroon.
Volgens de bestuurlijk doorgewinterde hoogleraar mag de gemeenteraad van Hollands Kroon het
bestemmingsplan voor de uitbreiding van Agriport op B1 gewoon afkeuren. Daar hoeft de raad volgens hem
geen uitgebreide ruimtelijke argumenten voor te gebruiken. “Waar het om gaat is dat de beleidsvrijheid van de
gemeenteraad in dezen zeer groot is. Een argument dat er nog onvoldoende bekend is over landschappelijke
aspecten, geluid, energieverbruik, waterverbruik, zoutlozing (..) en daarmee voor de gezondheid van de
bevolking, omdat er geen plan-MER aan de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan ten grondslag
ligt, is juridisch al een alleszins aanvaardbaar argument”.
“Juist omdat de gemeente geen MER wil laten opstellen, lijkt me dat een adequate optie”, aldus de hoogleraar.
Dit betekent dat de raad niet bang hoeft te zijn voor beroep tegen of claims van de enige mogelijke
bezwaar makende partij Agriport, als de raad het voorstel om genoemde redenen afwijst. B&W geeft namelijk aan dat het weliswaar moeilijk zal zijn een beroep gehonoreerd te krijgen, maar dat het niet onmogelijk is.
Over de MER merkt De Vries verder op: “Wat ik zie is dat de gemeente een groot plan (voor 170 ha
datacenters, wg) opdeelt in kleine plannen, om zo te voorkomen dat er een MER-plicht ontstaat (…). Daarmee
miskent de gemeente dat zij rekening dient te houden met een cumulatie van projecten, zoals bedoeld in bijlage
III van de MER-richtlijn. Ik verwijs naar een uitspraak van de Afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State uit
2013, die stelt dat als het duidelijk is dat deelplannen gezamenlijk cumulatieve effecten hebben er wel degelijk
een MER aan een wijziging van het bestemmingsplan ten grondslag moet liggen en het ontbreken ervan tot
vernietiging van het besluit leidt.”
Hiermee is het argument van B&W dat het moeilijk zou zijn voor de raad om tegen het voorstel te kunnen
stemmen volgens de werkgroep voldoende ontkracht en blijkt bovendien dat er wel degelijk eerst een plan-
MER moet worden opgesteld, voordat de raad dit voorstel in behandeling mag nemen.
Jan Meijles
Red de Wieringermeer
Bijbehorende brief met de antwoorden van Prof.Dr. M.S.de Vries is hier te lezen