Werken bij de boer
Op de oproep “werken bij de boer” kwamen een aantal “anekdotes” binnen. Hier het verhaal van Tonnie Sijm uit Middenmeer. Als jonge meid had zij al snel door dat werken in de agrarische sector niet geheel haar ding was. Tonnie: “Hier zie je vader Arie Sijm achter zijn Agria (foto uit 1969). Vader ploegen, de drie jongens Sijm aan het rooien en de meiden Sijm, moeder Sijm en o.a. Marjo Hoogenbosch en Tona van der Veldt aan de tafel bollen te pellen.
In de zomervakantie zaten we zo’n drie weken te pellen, daarna op de pieperrooimachine om kluiten tussen de piepers uit te vissen en tot overmaat van ramp (voor mij!) had vader Arie bedacht om ijsbergsla te gaan verbouwen. Nóg meer werk in de zomervakantie! Zes kroppen sla in een krat, zes kroppen op de kop erop en hup, volgende krat. En steeds bang dat er weer een motvlinder uit die sla opeens het ruime sop zou kiezen. Ik, als enige van de kinderen, had een spuughekel aan al dat vieze werk, maar ben achteraf blij dat mijn ouders ons allen zoveel arbeidsethos hebben meegegeven! Iedereen weet van aanpakken en daar heb ik mijn hele leven de vruchten van geplukt! De jongens van Sijm (Tim, Peter en Nico) zeiden weleens gekscherend: “onze overalls hingen, als we uit school kwamen, al over het damhek; konden we meteen door naar het land of de schuur”.
Het was altijd hard werken geblazen bij vader Arie; voor de drie zoons het hele jaar door, voor de vier meiden alleen in de oogsttijd, maar…. op zaterdagavond en de hele zondag mocht iedereen ‘los’. Vader Arie en moeder Truus vonden alles goed: er werden grote feesten gegeven in de schuur, er werd op zondag steevast geklust aan opgevoerde brommers, er werden skelters met motor gemaakt en uiteraard werd er met deze prachtige vehikels gescheurd over de Schervenweg en de bermen van de weg. (En nooit werd er geklaagd door de buren
Wagemaker en Geluk!). Het halve erf werd bij wijze van spreken omgeploegd met de crossauto’s en als er gevoetbald werd sneuvelde er weleens een raampje of er reed een skelter kneiterhard tegen de muur (terwijl er meerdere raampjes uit hun sponningen vielen) maar dit deerde vader en moeder niet want naast het harde werken stond gezelligheid en feesten hoog in het vaandel.
Aan het uitgaansleven werden ook geen grenzen gesteld; er werd nooit gevraagd waar je naar toe ging en niemand kreeg ‘tijd’ mee. Ze hadden veel vertrouwen in de kinderen want “jullie lopen niet in zeven sloten tegelijk” en “als je het huisje maar bij het schuurtje laat”. Heel wat jaren later, toen wij eens aan moeder vroegen of ze weleens bang was geweest (omdat alle zeven kinderen graag de bloemetjes buiten zette) was haar antwoord: “Nee hoor, ik telde gewoon om een uur of vijf in de nacht alle schoenen en dan wist ik dat iedereen weer thuis was”.
Na al het noeste werken, werkte vader Arie in de laatste tien jaar van zijn leven bij zoon Nico en verder bij ieder kind dat hem nodig had. Wij waren ‘zijn bloedjes’ zoals ie altijd zei”.